De 87-jarige Marcel en zijn 89-jarige vrouw Jeanne besloten samen voor euthanasie te kiezen. Het is anders gelopen, want Jeanne bedacht zich. ''Hij heeft zijn slaappil genomen, ik de mijne niet.''
''Op de laatste avond hebben we gepraat, over ons leven samen. We hebben uitgesproken wat op ons hart lag. Dat het mooi was geweest, samen. Hij heeft zijn slaappil genomen, ik de mijne niet.''
''De hele nacht heb ik hem gestreeld, over zijn laken heen, tot de ochtend daar was. Die middag is hij vertrokken. ''
Haar man Marcel was al vier jaar ziek.
''Hij had bloedvergiftiging'', zo vertelt Jeanne tegen
De Telegraaf.
''Zijn organen werden aangetast, het ene na het andere.''
''Hij kreeg crisissen, het ging almaar slechter. Het laatste jaar was ondraaglijk voor mij. Ik heb op mijn 33ste mijn been verloren door botkanker. Ik liep op krukken. Ik moest almaar voor hem zorgen, maar dat werd almaar moeilijker.''
Goed huwelijk
Jeanne vertelt over haar huwelijk, dat meer dan vijftig jaar goed was. Totdat Marcel dus ziek werd. ''Hij was zo ziek, en ik was zo vermoeid. Het was duidelijk voor ons: ons leven was voltrokken.''
''Dus besloten we om samen euthanasie aan te vragen. Onze aanvraag werd goedgekeurd. We waren nog in afwachting, zo'n proces duurt zijn tijd, toen hij met een geweldige crisis aan de galblaas in het UZ in Jette belandde.''
Marcel en Jeanne eindigen uiteindelijk in een woonzorgcentrum Hestia in Wemmel, waar de twee jaren samen gewoond hebben. ''Marcel werd niet beter, maar hij voelde zich wel opgelucht hier. We werden geweldig ontvangen en verzorgd. En ik voelde me opperbest.''
''Ik had eigenlijk geen enkele kwaal, en doordat ik niet meer moest koken en dienen en zorgen, herleefde ik helemaal. Ik voelde me omringd, ik voelde me thuis.''
Euthanasie
''Mijn kinderen, ik heb een zoon en een dochter, drie kleinkinderen en twee achterkleinkinderen, zeiden: ''Jij bent nog veel te goed, het kan niet zijn dat jij samen met vader vertrekt.''
Omdat Jeanne met haar man heeft afgesproken dat ze samen zouden gaan, ontstaat er een moeilijke situatie.
''Het was waar. Maar hoe moest ik hem zeggen dat we niet samen zouden gaan, zoals we afgesproken hadden? Zoals Romeo en Julia. En dan ging ik toch een andere weg. Ik kon het hem niet zeggen. Mijn dochter heeft dat gedaan.''
Jeanne vervolgt: ''Marcel en ik hebben er samen niet meer te veel over gesproken, daarna. Ik zag in zijn blik dat hij verdrietig was, omdat ik hem verliet, in die laatste fase. Maar op den duur zag ik ook dat hij het begreep. Dat het beter was voor mij om te blijven.''
''Hij heeft gezegd aan Steffie, mijn vaste begeleider in het woonzorgcentrum: ’Draag goed zorg voor mijn Jeanne’. Hij heeft op de dag van zijn dood aan onze dochter gevraagd om de grootste ruiker bloemen voor mij te kopen. Het was een boeket van gladiolen en lelies, allemaal oranje en roze, zo groot dat het bijna niet op de tafel paste.''
''Die dag wilde hij graag nog gebraiseerd witloof eten, klaargemaakt door zijn dochter. Zes stronken heeft hij nog gegeten. Daarna heeft de dokter gevraagd: ’Zijt ge nog akkoord?’ Volledig.''
''Hij heeft zijn inspuiting gekregen. Ik zat bij hem, we zaten allemaal rond hem. Hij was niet droevig. Hij is beginnen te zingen. Zachtjes. Mon coq est mort.''
''Het liedje dat hij altijd aan al zijn leerlingen had geleerd. In het midden van het lied stopte hij. Hij was weg.''
Gelukkig
''Ik blijf nu alleen over. Marcel is een geweldige man geweest, altijd. Elk jaar met Sint-Valentijn schreef hij mij een kaartje, dat hij altijd zelf had getekend of geschilderd. Ik was gelukkig met hem. Maar ik ben nu ook gelukkig. Kijk hoe goed ik hier ben omringd.''
''Ik heb Steffie, die zo goed voor mij zorgt. Ik wil dat nadrukkelijk zeggen: dat het de goede zorgen van de mensen van het woonzorgcentrum zijn geweest, die mij erbovenop hebben geholpen. Weet je dat ze mij een cavia hebben gegeven, op de dag dat Marcel gestorven is?''
''Omdat ze weten hoe graag ik dieren zie. Ik heb verdriet, maar ik ga op bezoek bij mijn buren op de gang en we maken plezier. We hebben de as van Marcel uitgestrooid in Brugge, waar zijn wortels zijn.''
Jeanne sluit af: ''Vanaf dan was hij sterrenstof, dat zei hij altijd. Ik hoef geen honderd jaar te worden. Maar ik blijf gelukkig, zolang ik hier nog ben. Tot ik ook sterrenstof word, net als hij.''